Gezondheid

Gezondheid en erfelijke aandoeningen bij Basenji’s

Er bestaan enorm veel erfelijke afwijkingen bij huisdieren en ze komen zelfs voor bij alle diergroepen. Bij de Basenji komen een aantal zeer bekende erfelijke aandoeningen voor zoals: Fanconi, PRA (nachtblindheid) en PPM (puppyvlies).

Van veel erfelijke afwijkingen weten we helaas nog veel te weinig af, met als gevolg dat daar in de fokkerij ook nog te weinig of geen maatregelen tegen genomen kunnen worden.


Wat zijn erfelijke afwijkingen en hoe ontstaan ze?

Het 'bouwplan' van een dier ligt opgeslagen in de DNA. Erfelijke afwijkingen zijn 'foutjes' in dat DNA, die door de ouders van een Basenji doorgegeven kunnen worden aan het nageslacht. Door zo’n foutje kan een dier bijvoorbeeld een aandoening hebben, zoals een nier die niet goed werkt of slechte ogen. Als één of beide ouders een afwijking hebben en er vervolgens mee gefokt wordt, dan kunnen de jonge Basenji’s deze zelfde afwijking krijgen. Maar ook als beide ouders gezond lijken te zijn, kunnen ze wel dragers zijn van zo’n afwijking. Dit betekent dat ze zelf nergens last van hebben, maar dat hun nakomelingen toch alsnog de erfelijke afwijkingen kunnen krijgen.


Voor een aantal van dit soort afwijkingen is het gelukkig mogelijk om hierop te testen met behulp van een DNA-test.

Fanconi

Een van de genetisch bepaalde ziekten die kenmerkend zijn voor het Basenji ras is het Fanconi-syndroom. Deze ziekte komt tot uiting in strijd met het functioneren van de nieren, verantwoordelijk voor het handhaven van een normale vochtbalans in het lichaam en het verwijderen van schadelijke stoffen. Met Fanconi beginnen ook heilzame stoffen uit het lichaam te worden uitgescheiden, wat leidt tot verlies van gewicht, spieratrofie en botpijn.


Als de behandeling niet op tijd wordt gestart, kan het dier sterven door uitdroging. Een van de belangrijkste symptomen van Fanconi is overmatig drinken en meer plassen. Meestal manifesteert de ziekte zich op de leeftijd van 5-7 jaar. Maar het kan zich ontwikkelen bij een jongere hond en pas op hogere leeftijd verschijnen.

In de Verenigde Staten is een onderzoek uitgevoerd. Er is vastgesteld dat het gen dat verantwoordelijk is, recessief is. Volgens dit onderzoek kunnen honden er vrij van zijn, de drager zijn of lijder zijn voor ziekten. Bij honden die vrij of drager zijn, zal Fanconi zich in de toekomst niet ontwikkelen. Bij honden met het dragende gen kan de ziekte zich in de toekomst wel ontwikkelen.


Een koppel waarvan een van de ouders vrij is van het gen en de ander een drager, is wel aanvaardbaar voor de fokkerij.
Onwenselijk voor de fokkerij zijn ouderdieren met de volgende combinatie:

1. Beide ouders drager zijn van het gen;
2. Eén ouder is drager en de tweede lijder.


Hoe test je je hond voor het Fanconi-syndroom?

De test wordt uitgevoerd aan universiteit in Missouri (VS) en alle resultaten worden op de Orthopedic Foundation for Animals website gepost. Je kunt dus de resultaten van de Fanconi-test vinden voor elke hond waarin je geïnteresseerd bent!

Om de test te bestellen, doet u het volgende:
Plaats een order voor een test via de website OFA.org. Dit is een online winkel en u koopt een product genaamd Fanconi Test . Bij de bestelling moeten de volledige informatie van de hond worden ingevoerd. Dit is gebaseerd op de stamboomnaam.


De envelop met de test wordt per post toegestuurd. Daarin vindt je:
- karton - wattenstaafje
- instructies in het Engels

U kunt zelfs puppy's testen - vanaf het moment dat de stamboom is ontvangen.

PRA (Progressive Retinal Atrophy Basenji Type (BAS-PRA)

PRA is een oogziekte die op latere leeftijd blindheid veroorzaakt en genetisch wordt doorgegeven aan volgende generaties. Het is moeilijk om dit eruit te fokken, omdat het een enkelvoudig recessief erfelijke afwijking is. Beide ouderdieren kunnen het gen bij zich dragen zonder het ziektebeeld te vertonen.


Wat is PRA? Gegeneraliseerde Progressieve Retina Atrofie, gPRA of kortweg PRA,

is een erfelijke oogziekte die voorkomt bij honden. Dit continue progressief verlopend

ziekteproces leidt in het eindstadium altijd tot totale blindheid. In 1911 werd het voor

het eerst in Europa bij de Gordon Setter beschreven.In 1938 werd voor het eerst PRA

vastgesteld bij de Ierse Setter, terwijl in 1965 hetzelfde zich voordeed bij de

Dwergpoedel.Tegenwoordig is de ziekte voor veel fokkers van rashonden een probleem.

PRA is een degeneratie van het netvlies, de retina. Dit weefsel bevindt zich op de

binnenkant van de oogbol. Het bevat cellen die het gezichtsvermogen bepalen: ze staan

bekend als staafjes en kegeltjes. Deze zogenaamde fotoreceptorcellen absorberen het

licht dat door de ooglens gebundeld wordt en veranderen dit door chemische reacties in

elektrische zenuwsignalen. Deze signalen worden via de oogzenuw naar de hersenen

gevoerd, waar ze in een waarneembaar beeld worden omgezet. De staafjes zijn voor het

zicht in schemer, de kegeltjes dienen voor het daglicht en het zien van kleuren.


Bij PRA worden eerst de staafjes aangetast, waardoor de hond slechter gaat zien in schemerlicht. In een later stadium degenereren ook de kegeltjes, waardoor totale blindheid ontstaa

PPM (Persistent Pupillary Membrane)

Tijdens de embryonale fase van de oogontwikkeling is het voorste deel of de kamer gevuld met primitief embryonaal weefsel dat het pupilmembraan wordt genoemd (of het voorste deel van het vaatvlies).

Meestal begint dit weefsel 2 weken voor de geboorte van de puppy te verdwijnen en verdwijnt het volledig 2-4 weken na de geboorte. Maar soms blijven de overblijfselen in het oog en vormen ze karakteristieke filamenten, die zich in het lumen van de pupil kunnen bevinden of de iris kunnen verbinden met het hoornvlies of de lens.

Bij sommige rassen, waaronder de Basenji, is de erfelijke aard van deze ziekte bewezen. Bij de meeste andere rassen is de erfelijkheid nog niet vastgesteld.


Deze ziekte is pijnloos en leidt zelden tot verslechtering of verlies van gezichtsvermogen. Uitzonderingen zijn gevallen waarin de aanwezigheid van het Persistent Puppilary Membrane leidt tot aanzienlijke vertroebeling van het hoornvlies.


De diagnose kan op jonge leeftijd worden gesteld met behulp van biomicroscopie (ECVO-onderzoek).

Honden met een geringe PPM (iris) mogen ingezet worden in de fokkerij.

Heupdysplasie (ookwel HD genoemd)

Heupdysplasie of ook wel kortweg H/D is een aandoening van de heupen. Het heupgewricht bestaat uit een heupkop, een heupkom en het gewrichtskapsel. Bij een afwijking aan dit heupgewricht kan op den duur artrose ontstaan. We zien heupdysplasie voornamelijk bij de grotere hondenrassen maar ook bij kleinere honden kan het voorkomen. Gelukkig komt het vrijwel niet voor bij Basenji's maar helaas zijn er enkele gevallen bekend dus is het per september 2022 als een verplicht onderzoek opgenomen in het VerenigingsFokreglement.


Heupdysplasie is een aandoening met een multi-genetische en multi-factoriële achtergrond. Met multi-genetisch bedoelen we dat er meerdere genen zijn die de vorming van het heupgewricht bepalen. Daarnaast zijn er per ras weer verschillende genen die een rol spelen bij HD. Bedenk dat het bekkenkommetje gevormd wordt door de 3 bekkenbeenderen, het schaambeen, het zitbeen en het darmbeen. Groeit éém van deze botten te langzaam dan ontstaat er een ondiepere heupkom dan gewenst. Ook voor de vorming en groei van de heupkop en de heuphals zijn verschillende genen verantwoordelijk.


Naast multi-genetisch is HD ook multi-factorieel. Dat wil zeggen dat beweging, voeding en gewicht ook een rol spelen in de ontwikkeling van HD. Maar over het algemeen mag je stellen dat als een hond in aanleg goede heupen heeft en er geen extreme bewegingen worden gemaakt, er normaal/goed voedsel gegeven wordt en er geen extreem overgewicht is, de kans op de ontwikkeling van HD klein is. Genetische factoren zijn belangrijker dan omgevingsfactoren!


Hoe wordt heupdysplasie gediagnosticeerd?

De Basenji Club Nederland vind het belangrijk dat fokdieren goed op HD gescreend worden met röntgenopnames. Het beste is om de foto’s op minimale leeftijd van 12 maanden te maken en te laten beoordelen door het panel van de Raad van Beheer. Door een klein aantal vaste en ervaren beoordelaars krijg je een systematische, consistente beoordeling.


Rapport-Heupdysplasie-Onderzoek
Op het Rapport-Heupdysplasie-Onderzoek van Raad van Beheer treft je de definitieve beoordeling aan en een aantal gegevens die een verklaring geven voor de definitieve beoordeling.
De aanduiding HD A betekent dat de hond röntgenologisch vrij is van heupdysplasie.
HD B (=overgangsvorm) betekent dat op de röntgenfoto’s geringe veranderingen zijn gevonden, die weliswaar toegeschreven moeten worden aan heupdysplasie, maar waaraan in het kader van de fokkerij geen direkte betekenis kan worden toegekend.
De aanduiding HD C (=licht positief) of HD D (=positief) betekent dat bij de hond duidelijke veranderingen, passend in het ziektebeeld van HD zijn gevonden.
Wanneer de heupgewrichten ernstig misvormd zijn wordt dit aangegeven met HD E (=positief in optima forma).


De Norbergwaarde:

van beide heupkoppen (1) wordt het middelpunt bepaald en deze middelpunten worden verbonden door een lijn. In beide heupgewrichten wordt vanuit dit middelpunt een lijn langs de voorste rand van de heupkom (2) getrokken. De hoek (3) die beide lijnen in het middelpunt van de heupkop met elkaar maken, minus 90, geeft de Norbergwaarde van het betreffende heupgewricht. De Norbergwaarden van linker en rechter gewricht bij elkaar opgeteld geeft de “som Norbergwaarden”, die op het rapport vermeld is.